Uit het artikel in Boerderij blijkt dat het wat genuanceerd moet worden, omdat het vooral gaat om een definitiekwestie. De EU heeft in haar onderzoek alleen de cijfers gebruik van eigenaren, maar niet die van samenwerkingsvormen als vof’s en maatschappen. En die komen in Nederland juist heel veel voor. Het CBS rekent in zo’n samenwerkingsvorm als bedrijfshoofd, degene die er voor het grootste deel in zit, en dat is vaak de man, maar het aantal vrouwelijk bedrijfshoofden neemt ook in Nederland toe. In een andere uitgave van Boerderij is in een column te lezen over de problematiek van dochters als opvolgers.
Het feit dat een vrouw in de maatschap zit, zegt niet alles over haar ondernemerschap. In het verleden werd de maatschap gezien als instrument waarmee belastingvoordeel kon worden gehaald, maar als je als vrouw medebestuurder bent, dan ben je medeverantwoordelijk en heb je dus ook echt iets te zeggen. Uit een onderzoek van LEI Wageningen en Hogeschool Windesheim van enkele jaren geleden, bleek dat 70% van de ondervraagde vrouwen betrokken werd bij allerlei beslissingen, ook strategische.
Er is meer behoefte aan Europees vergelijkend onderzoek naar vrouwen op boerenbedrijven, want er zijn genoeg jonge vrouwen met ambitie en interesse voor de landbouw. Alleen de mogelijkheden moeten nog erkend worden door de gevestigde orde. Helaas wordt nog te vaak er automatisch van uitgegaan dat de opvolger een man is. Terwijl de input van vrouwen belangrijk is.
Voor veel bedrijven is veranderen een heel grote stap. Daar is verbeelding voor nodig. Nieuwkomers en vrouwen van buiten brengen die verbeelding vaak mee. Vrouwen kunnen de verbindende factor zijn bij de transitie waar de landbouw voor staat, maar dan moeten ze wel de ruimte krijgen.